VERBERGEN
Aan zee wachtend op de vloed
die mij doet verkwikken en verdrinken
speel ik, losjes in talaar,
om de tijd te hakselen
uitgeziekt en met ietsje nostalgie
mijn catastrofes na
en, een goede reden om gek te worden, zie daar weer:
hoe ik mij verloof met een meisje van water
hoe ik, zinnens te zwemmen, een kwapse kwal
mijn voeten voel krauwen
hoe kingesinde schande leep flirt
met wat ik verbergen wil
hoe een rood geluimde mond aanspoelt
en mij zegt: slik zoals ik je tong in
hoe werkwoorden, vervoegd en al,
liggen te vervellen in strandstoelen.
Jij mijn verloofde zoekt, hunkerend naar betere tijden,
haaientanden terwijl mijn zwijgen en stem, voor zolang het duurt,
elkaar zilt gekweld ontmoeten op het flossig zeeschuim.
En ik, ik lig alsof ik echt leef op het altaar van de rouw.
Levenslang met de grond gelijk.
Verlaat legt de veerboot aan.
Harry Vaandrager
1955, Rotterdam
‘Laat de eeuwigheid aan mij maar voorbijglijden. En onderwijl met schele oren luisteren naar het ritme in het staalhart.’ (Uit: ik wordt, het balanseer/In de Knipscheer, 2018)
Nota bene Remco Campert haalde hem binnen bij de Bezige Bij eind jaren ’70. Zijn debuutbundel Langs toendra’s werd door diezelfde Campert als volgt aangeprezen op de achterflap: ‘Met Langs toendra’s meldt zich een intrigerende nieuweling’.