André van der Veeke
1947, Rotterdam
Dichter en prozaschrijver, thans woonachtig in Terneuzen. Hoofdredacteur van literair tijdschrift Ballustrada. Van der Veeke publiceerde in een twintigtal verzamelbundels en in talloze tijdschriften waaronder Hollands Maandblad, de Poëziekrant, Ballustrada, Biografisch bulletin, de Brakke Hond.
Brengt samen met zijn broer Frank als duo De Lage Zwaluwen een dichterlijke en muzikale familiekroniek.
- Het Sacrament van de sneeuw (1992)
- Moerasbeest Verdriet (Wagner & Van Santen 2005),
- Rotterdam vertrekt (De Contrabas 2010)
- Blauw als ijs (Liverse, 2011)
- Een meedogenloze vrede (verhalenbundel, Liverse 2012)
- Poldergeest (Liverse, 2014)
- in 2015 verscheen Bladlezen –een vorm van ademhalen door Rob de Melker, een bundel essays over Van der Veeke's eerste bundel Het Sacrament van de Sneeuw.
Rotterdamse Daken
De Sint-Laurenstoren, grijs en nors
als een ouderwetse schoolmeester
Bekeek ik thuis liever niet op de ets
van M. de Jongere (ongenummerd)
Te streng, te ontoegankelijk, een straf
om die met je blik te moeten beklimmen
Het ging mij, tien of elf jaar oud, om
de daken in het dal van de stad
Daken van steen, van koek, van lood,
alle daken van betoverd papier
Kleuren die je nauwelijks zag: roestend
oranje, blauwgrijs, vermolmd bruin
Fijne lijntjes van dakpannen die
wegliepen naar wat ik niet kende
Het verleden van vooroorlogse mensen,
verdwenen bij het bombardement
Uit: Reizigers voor alle richtingen, 2004
Rotterdam vertrekt
VI
Een kolossale streep door mijn afzondering
de zaterdagochtend met zijn natte haren
Trams beklimmen knarsend de bruggen
Hoe kan de stad plotseling opstaan, opengaan,
zich uitstrekken tot ver voorbij mijn herinnering
Het gezwoeg van rijnaken
over de glasscherven van de Maas
Mijn moeder verbergt haar afkeer
van slordige golven en schepen
Mijn vader wijst naar vroeger
Eindpunt de schuifelende markt
Boven het geroezemoes uit
de holle, hese stem van de Viskoning
Vis? Ik zie vogels verstijven in ijs
Hoor bloemen janken in hun emmers
XV
Onze stemmen zwerven hol door het huis
Hortend en stotend trekt de kou
door lege kamers
Buiten concentreer ik me
op mijn voetstappen in de sneeuw
En op de stijfheid van de dag
Een schelle wind blaast ons vooruit
Op weg naar station Zuid
probeer ik nog altijd te ontsnappen
Maar als de bevroren trein
met ons afbuigt zie ik Rotterdam vertrekken
Stipjes in de verte worden wij
Uit: Rotterdam vertrekt, 2010
Razzia van Rotterdam, 10 november 1944
Voor Thijs van der Veeke (1921-2007)
Opgepakt op een natte novemberochtend,
machinepistool in je rug, razzia aan de Randweg
Een paar minuten eerder dacht je nog
dat regen die dag de ergste tegenslag zou zijn
Chaotische tocht door bekende straten
Schoten, rennende vrouwen, toegestoken tassen,
terwijl jij niet wist hoe je moest kijken
Een harde grijns kon van levensbelang zijn
Samen met je broers afgevoerd naar het stadion
Op de eerste ring dreigende mitrailleurs
Jouw grap: stonden we eindelijk opgesteld
in de Kuip, gebeurde het door de Duitsers…
Daarna de koude tocht naar de Nassaukade
waar grauwe rijnaken klaar lagen
Steeds honderd man als bulkgoed het ruim in,
de nacht in: zitten, staan, of toch op de hurken?
Nooit vergat je in je verhalen de dode
van die dag, een man duwde het scheepsluik open,
kreeg een schot door zijn hoofd, viel van de ladder,
bloedde dood, ze lieten hem liggen, liggen…
Van Amsterdam via Kampen naar Bentheim
Koolsoep, luizen, dysenterie, hakken in bevroren grond
Snelle lessen in overleven: op tijd vertragen, alles eten
wat eetbaar is en niet vertrouwen op de hemel
Vlucht uit Bremen, artillerievuur, Engelse
infanteristen wezen de weg, je doorkruiste
Duitse dorpen als overwinnaar, vrijheid was
een gulzig beest dat iedere horizon verslond
De oorlog zat bij ons aan tafel, je vertaalde verre
gestolen dagen, alsof het om een avontuur ging
Pas jaren later hoorden we het luiden van klokken
ondergronds en het huilen, het ijlen van de doden
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten