Derek Otte
1988, Rotterdam
Derek Otte schrijft versjes en verhalen. Zijn bekendheid verwierf hij met zijn rappe spoken word-voordrachten.
Hij is stadsdichter van Rotterdam voor de periode 2017-2018.
Radiozender FunX legde hem in 2013 vast als huisdichter en sinds 2015 is Otte regelmatig op televisie te zien. In datzelfde jaar verscheen zijn succesvolle debuutbundel Regelgeving.
Op de Hogeschool Rotterdam introduceerde hij het keuzevak Spoken Word, dat hij zelf doceert. Naast zijn optredens in Nederland en Vlaanderen, organiseert en presenteert Otte sinds 2012 Paginagroots, zijn podium voor jonge woordkunstenaars in de Rotterdamse Schouwburg.
Werk van zijn hand siert de vertrek- en aankomsthal op Rotterdam The Hague Airport en het interieur van de cruiseschepen Koningsdam en Harmony Of The Seas.
- Regelgeving (Uitgeverij Rorschach, Rotterdam, 2015)
Nou en of
een soort van onverschilligheid
wellicht nog wel ons grootste goed
omdat het hier uiteindelijk
vrijwel niemand iets kan schelen
of jij mijn of andere kijk
of ik op stand en jij de wijk
of jij nou u terwijl ik jij
één voor allen
allen voorbij
mede-, Neder-, anderlander
hier werkt wie er werken ken
wie d'r hier doorgaans weinig vrij
boeit het meestal toch vrij weinig
of jij zondag of toch vrijdag
of ik jou moet of jij mij mag
of jij nou wit terwijl ik zwart
soms hand in hand
vaak hart tot hart
al lijken we als dag op nacht
onze strijd gelijkenissen
het zou er hier toe kunnen doen
wat zou het uit moeten maken
of jij van dame of toch heer
of ik met minder jij met meer
of jij nou groots waar ik dan klein
vooruit komt voort
uit anders zijn
kaders tralies
hokjes fabels
ik heb jou als
jij dan mij hebt
geen goed of slecht
slechts nep of echt
hier zijn we wij
en zonder zij
een soort van onverschilligheid
De nog verse Rotterdamse stadsdichter schreef zijn nieuwste stadsgedicht in het licht van de Tweede Kamerverkiezingen in 2017.
In het gedicht beschrijft Derek Otte de ziel van Rotterdam, een stad waarin het niet uitmaakt wat je afkomst of geloof is.
In naam van
In naam van een ieder die het leven liet of alleen achter is gebleven. Toen hels fluitende inktvlekken op een onbeschreven stad geschiedenis schreven. Niemand vond de dood die dag want er werd niet naar gezocht. Men leefde slechts in een tot resten geblazen veste die tot dan toe dapper vocht. Handen naar de hemel geheven, zonder hart geen reanimatie.
Maar als de stad die dag overleed, vormden zij het bewijs van reïncarnatie.
Zij die van handen naar de hemel naar klauwen uit de mouwen gingen. Die van afgrijzen naar oprijzen en van rouwen naar bouwen gingen. In naam van iedereen die besloot te helpen toen. In naam van iedereen die het ogenschijnlijk onmogelijke gewoon besloot te doen.
Ooggetuigen verdwijnen stilletjes maar het verhaal blijft hier in aanbouw, aanschouw: de gehavende havenstad herboren. Zij gingen voor, wij zetten door, voor later gaan de verhalen nooit verloren. In naam van noeste arbeid, rechte ruggen. Van niet over rozen maar over bruggen. Door het oog van de naald en een gat in de tijd. Zwakker door toen? Sterker door strijd.
Die abstracte aanblik en geromantiseerde rauwheid hier ze, vormen slechts de erfenis: zwart/wit-beelden van je geboortegrond leren je wat een stad in scherven is. Ons gekrijs ging in hijskranen, onze pijn vormde woningen en kantoren als pijlers die de horizon doorprikken. Van abominabel naar fenomenaal, een kolossale stad waar de tijd blijft doortikken.
In naam van zware lasten, onhaalbare idealen en tomeloze dromen. In naam van Rotterdammers die waren, zijn en komen. In naam van Noord tot Oost, van Zuid zó door naar West. In naam van niet bijzonder maar wel anders dan de rest. In naam van 14 mei 1940 en vooral van wat daarna kwam. In naam van vroeger, wonen wij in de toekomst: Rotterdam.
Tussen de regels door
ik schreef nooit op de lijntjes
alsof ik ergens wist als kind
dat wat echt telt in het leven
tussen de regels door begint
Achter ’t net
net vloog er een zin voorbij
die alle pijn omvatte
alsof ik even alles
in ’t universum snapte
die zin bezat problemen
alle vragen overal
al het onrecht en verdriet
maar het antwoord bovenal
alles zou zijn opgelost
had ik ‘m opgeschreven
hij was niet eens zo lastig
nu ben ik ‘m vergeten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten